Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Valeur

betekenis & definitie

waarde; dapperheid, moed; betekenis; bedrag, geldswaarde; valeurs, geldswaardige papieren, effecten, fondsen; valeur locative, huurwaarde; valeur marchande, marktwaarde; valeur militaire, gevechtswaarde; valeurs mobilières, geldswaardige papieren; valeur nominale, nominale waarde; valeur nutritive, voedingswaarde; valeur reçue, waarde genoten; valeurs à lots, premieloten; valeurs de (en) bourse, beurswaarden; valeur en compte, waarde in rekening; la valeur de..., ongeveer zoveel als...; attacher de la valeur à qc., waarde aan iets hechten; de valeur, van waarde; waardevol; de première valeur, van de hoogste waarde; être en valeur, hoog (in prijs) staan; goed renderen; mettre en valeur, productief maken, exploiteren; fig. doen uitkomen; sans valeur, zonder waarde; waardeloos.

< >