Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Compte

betekenis & definitie

berekening, som, aantal; tel; voordeel, toekomend deel; rekening; afrekening; rekenschap, verantwoording; compte borgne, onjuiste rekening; oneffen rekening; compte courant, rekening-courant, lopende rekening; comptes faits, tabel met berekeningen; compte rendu, verslag, recensie, boekbeoordeling, -bespreking; referaat; faire le compte rendu d'un livre, een boek recenseren, beoordelen, bespreken; compte rond, ronde som; compte en banque, bankrekening; les bons comptes font les bons amis, effen rekeningen maken goede vrienden; à bon compte, goedkoop; chacun son compte, ieder het zijne; avoir son compte, zijn deel hebben; zijn verdiende loon hebben; zijn bekomst hebben; dodelijk getroffen zijn; demander compte à qn. de qc., iemand ter verantwoording roepen over, rekenschap vragen van; devoir des comptes à, rekenschap verschuldigd zijn aan; donner son compte à un domestique, met een knecht afrekenen (en hem wegsturen); le compte n’y est pas, het komt niet uit, het klopt niet; être loin de compte, helemaal misgerekend hebben, ver van huis zijn, een heel eind van elkaar af staan; cela fait mon compte, ’t is in orde, accoord!, dat is juist wat ik zoek, dat lijkt me wel; faire son compte de, rekenen op; faire compte de, waarde hechten aan; faire le compte de, optellen; tout compte fait, alles wel beschouwd; laisser pour compte, laten zitten met; régler son compte à, afrekenen met; son compte est réglé, hij heeft wat hem toekomt; ’t is gedaan met hem; rendre compte de, rekenschap geven van; verantwoorden; verslag doen van; rendre ses comptes, rekening en verantwoording afleggen; savoir le compte de son argent, weten hoeveel geld men heeft; trouver son compte (à), vinden wat men nodig heeft, voordeel hebben (bij); à compte, op afbetaling (afrekening); au compte de, volgens; op rekening van; à votre compte, volgens u; à ce compte-là, als ge ’t zo opneemt; prendre à son compte, op zijn verantwoording nemen, voor zijn rekening nemen; de compte à demi, voor gemeenschappelijke rekening; au bout (à la fin) du compte, en fin de compte, per slot van rekening, op stuk van zaken, ten slotte; pour le compte de, voor rekening van; pour mon compte, voor eigen rekening; wat mij betreft; sur le compte de, op rekening van; van, over, omtrent; mettre sur le compte de, op rekening zetten van; toeschrijven aan.

< >