I. koe; koevlees; (gelooide) koehuid, koeleer; politieagent; lammeling, smeerlap, kreng; vache laitière, vache à lait, melkkoe; vache marine, zeekoe; manger de la vache enragée, veel ontberingen lijden; parler français comme une vache espagnole, Frans spreken als een smid;
II. lam; gemeen.