Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Usage, usagé

betekenis & definitie

I. usage: gebruik, gewoonte; aanwending; genot, dienst, nut; usage (du monde), wereldkennis, bekendheid met de wetten van de wellevendheid; faire usage de, gebruik maken van; à l’usage, in het gebruik; à l’usage de, ten dienste van; il est d'usage, ’t is gebruikelijk; mettre en usage, in gebruik nemen; hors d'usage, niet meer in gebruik; onbruikbaar; l'usage rend maître, oefening baart kunst.

II. usagé: gebruikt, gedragen.

< >