gat; hol, nest, negerij; krot; oog [v. naald]; leemte, gaping; trou d’homme, mangat [v. stoomketel]; trou de loup, wolfskuil; boire comme un trou, drinken als een Tempelier; boucher un trou, een schuld afdoen; faire un trou pour en boucher un autre, een gat maken om het andere te stoppen; faire un trou à la lune, met de noorderzon vertrekken; faire son trou, zich een positie verwerven; autant de trous, autant de chevilles, hij is voor één gat niet te vangen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk