Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Reste

betekenis & definitie

overblijfsel, overschot, rest; restes, kliekjes; hetgeen iem. versmaad heeft; stoffelijk overschot; le reste des hommes, de overige mensen; demander son reste, om het restant manen; „terug” vragen; ne pas demander son reste, er maar gauw van doorgaan; lui donner son reste, hem duchtig aftroeven, dekselen; jouer son reste, zijn laatste geld inzetten; au (du) reste, overigens, bovendien; de reste, méér dan nodig, méér dan genoeg; maar al te goed; avoir... de reste, ...over hebben; être en reste, nog iets schuldig zijn; ’t antwoord schuldig blijven; il n’a pas voulu être en reste, hij is niet willen achterblijven.

< >