Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Quoi

betekenis & definitie

I. wat; quoi faire?, wat te doen?; quoi de plus beau?, ia er iets mooier?; à quoi, waaraan, waartoe; avec quoi, waarmee; quoi qu'il en soit, hoe ’t ook zij; quoi que vous en disiez, wat gij er ook van zegt; après quoi, waarna; donnez-moi de quoi écrire, wil u mij het schrijfgerei geven?; il n'a pas de quoi vivre, hij heeft niets om van te leven; c'est un homme qui a de quoi, hij zit er warmpjes in; il y a de quoi, er is wel reden voor; (il n'y a) pas de quoi, geen dank!;

II. hè?, hoe! wat!

< >