Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Pot

betekenis & definitie

pot, kan, vleespot; pot pourri, gestampte pot; muziekstuk, samengesteld uit allerlei bekende stukken; pot à eau, lampet-, waterkan; pot à fleurs, bloempot; pot à lait (au lait), melkkan; pot de chambre, pot; pot d'échappement, knalpot; pot de grès, Keulse pot; pot de lait, kan (met) melk; faire le pot à deux anses, arm in arm lopen tussen twee personen; de handen in de zij zetten; cela fera bouillir le pot, dat doet de schoorsteen roken; payer les pots cassés, ’t gelag betalen; het loodje leggen; renverser (casser) le pot au lait, de mensen in hun verwachtingen teleurstellen; être à pot et à rôt avec gn. of dans une maison, ergens als kind in huis zijn, erg dik (koek en ei) met iemand zijn; tourner autour du pot, er omheen draaien; pot fêlé dure longtemps, krakende wagens duren 't langst; c’est le pot de terre contre le pot de fer, het is de zwakke tegenover de sterkere.

< >