doortocht, -reis, -vaart; overtocht; ’t voorbijgaan, -rijden, -varen; ’t doorlaten [v. vloeistof]; doorgang; overdekte straat, winkelgalerij, passage; overvaart; vracht(geld), veergeld; overgang; passus, passage [in boek]; passage clouté, spijkerpad, oversteekplaats (door spijkerkoppen aangegeven); passage inférieur, tunnel [v. station]; passage à niveau, overweg; donner passage à, doorlaten; de vrije loop laten; se faire (se frayer, s’ouvrir) un passage, zich een doortocht banen; livrer passage à, ruim baan maken voor, dóórlaten, doortocht verlenen; attendre au passage, opwachten; de passage, doortrekkend, op zijn doorreis zijnd; bateau de passage, overzet-, veerschuit; sur son passage, op zijn doortocht (doorreis, weg); il me trouvera sur son passage, ik zal hem wel vinden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk