I. waarnemen; naleven, nakomen. betrachten, volgen, in acht nemen; opmerken, letten op; gadeslaan; observer les distances, afstand houden; fig. een zekere afstand bewaren; faire observer quelque chose à qn., iemand opmerkzaam maken op iets;
II. s’observer, zich observeren, zich in acht nemen, voorzichtig zijn; waargenomen (kunnen) worden; elkaar observeren, op elkaar letten.