Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Net

betekenis & definitie

I. zuiver; zindelijk, schoon; in ’t net overgeschreven; helder, klaar, duidelijk, scherp; netto; net d'impót(s), vrij van belasting;

II. plotseling, ineens, ronduit, onomwonden; netto; s'arrêter net, plotseling blijven steken, ophouden; se casser net, vlak afknappen, ineens middendoor breken; couper net, afsnijden; dire tout net, ronduit zeggen;

oublier tout net, gladweg vergeten; refuser net, vierkant weigeren; tué net, op slag gedood;

III. in: mettre au net, in ’t net schrijven.