Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Marchand

betekenis & definitie

I. koopman; handelaar; koper; marchand de gros (en gros), grossier; marchand des quatre saisons, fruitventer, groentekoopman; le marchand de sable, het zandmannetje. Klaas Vaak; marchand de vin, wijnhuis-, kroeghouder; il y a marchand!, ik neem ’t, mijn!; trouver marchand, een koper vinden;

II. handeldrijvend; verkoopbaar; goed „gaand”; handels-.

< >