Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Quatre

betekenis & definitie

vier; vierde; le quatre du mois, de 4e v. d. maand; les quatre idées de son cerveau, die paar onnozele gedachten die hij heeft; un de ces quatre jours, één dezer dagen; à quatre, met zijn vieren; descendre l’escalier quatre à quatre, de trap afvliegen (bij 4 treden tegelijk); il faut le tenir à quatre, hij is niet te houden; se tenir à quatre, zich geweld aandoen; il a de l'esprit comme quatre, hij heeft verstand genoeg voor vier; hij is bijzonder geestig: manger comme quatre, wel voor vier eten; kolossaal kunnen eten; en quatre, in vieren; j'ai la tête fendue en quatre, het hoofd loopt me om; ik heb een barstende hoofdpijn; par quatre, met vieren; zie ook: mettre III.

< >