Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Dépôt

betekenis & definitie

’t neerleggen, aanbieding [v. telegram], bijzetting; bewaargeving, ’t inleggen, ’t deponeren, indiening; bewaarplaats, opslagplaats, depót, remise, loods, huis van bewaring, bagagebureau; inlage, inleg, deposito; bezinksel, neerslag; dépôt de charbon, kolenstation; dépôt de mendicité, bedelaarskolonie, werkhuis; avoir qc. en dépôt, iets onder zich hebben; mettre en dépôt, in bewaring geven; tenir en dépôt, in voorraad hebben.