Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Avaler

betekenis & definitie

inslikken, op-, inslokken, opeten, naar binnen slaan, inzwelgen, uitdrinken; fig. slikken, op-, verkroppen; verslinden [boek]; avaler des yeux, met de ogen verslinden; avaler sa langue, zich vervelen; niets zeggen; doodgaan; avaler le morceau, door de zure appel bijten.

< >