Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 13-07-2022

Morceau

betekenis & definitie

stuk, brok; klont(er); bete; morceaux choisis, uitgelezen (= fraaie) stukken, bloemlezing, keur; un morceau friand, lekkernij; c'est un gros morceau, een hele hap; een zwaar stuk werk; een hele mijnheer; le morceau honteux, ’t overgebleven stuk (hapje); morceau d'ensemble, méérstemmig stuk; un morceau de femme, een klein, onaanzienlijk vrouwtje; un morceau de prince, iets dat alleen voor ruime beurzen is; un morceau de roi, een lekker (fijn) hapje; ses morceaux sont taillés, hij heeft 't niet breed; het is mondjesmaat; hij kan niet zoals hij wil; aimer les bons morceaux, van lekker eten en drinken houden; emporter le morceau, flink happen; fig. hem van katoen geven, raak zijn; mettre les morceaux en double, ’t eten schielijk naar binnen werken; rogner les morceaux à qn., iemand beknibbelen; mettre en morceaux, aan stukken gooien, snijden, scheuren; tomber en morceaux, stuk- of uit elkaar vallen.

< >