stuk, brok; klont(er); bete; morceaux choisis, uitgelezen (= fraaie) stukken, bloemlezing, keur; un morceau friand, lekkernij; c'est un gros morceau, een hele hap; een zwaar stuk werk; een hele mijnheer; le morceau honteux, ’t overgebleven stuk (hapje); morceau d'ensemble, méérstemmig stuk; un morceau de femme, een klein, onaanzienlijk vrouwtje; un morceau de prince, iets dat alleen voor ruime beurzen is; un morceau de roi, een lekker (fijn) hapje; ses morceaux sont taillés, hij heeft 't niet breed; het is mondjesmaat; hij kan niet zoals hij wil; aimer les bons morceaux, van lekker eten en drinken houden; emporter le morceau, flink happen; fig. hem van katoen geven, raak zijn; mettre les morceaux en double, ’t eten schielijk naar binnen werken; rogner les morceaux à qn., iemand beknibbelen; mettre en morceaux, aan stukken gooien, snijden, scheuren; tomber en morceaux, stuk- of uit elkaar vallen.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk