Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Accord

betekenis & definitie

1. overeenstemming;

2. overeenkomst, schikking;
3. samenklank, accoord; toonhoogte; fig. eensgezindheid, harmonie; être (se mettre, tomber) d’accord, ’t eens zijn (worden); mettre d’accord, tot

(in) overeenstemming brengen; stemmen; aux accords de, op de tonen van; d’accord!; accoord!, goed!, afgesproken!; d'un commun accord, eenstemmig, eenparig, eendrachtig.

< >