Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Gepubliceerd op 21-09-2020

Deugen

betekenis & definitie

‘Welnu, ik ben tot de vaste overtuiging gekomen dat ijdelheid de grondslag van alle dingen is en verder dat wat geweten genoemd wordt slechts innerlijke ijdelheid is. Ja, wanneer je een aalmoes geeft, is er misschien zoiets als een opwelling van sympathie, een vlaag van medelijden, afschuw van leed en van wat lelijk is, egoïsme zelfs, maar meer dan dat al doe je het om tegen jezelf te kunnen zeggen: ik doe goed, er zijn maar weinig mensen zoals ik, ik schat mijzelf hoger dan anderen [ ].’ Dat schreef Gustave Flaubert op net zeventienjarige leeftijd aan een vriend.1 (Zie: Vrijheid)

Geld geven aan bedelaars zet vaker schrijvers aan tot denken over moraal: ‘Uiteindelijk is het geven aan daklozen niets anders dan de confrontatie met je eigen schaamte. Alleen niet geven is nog schaamtevoller.’2 Nietzsche vond dat ook en ging nog een stapje verder: ‘Men moet bedelaars afschaffen: want men ergert zich hun iets te geven, en ergert zich hun niets te geven.’3 Theodor Holman schreef na weer een natuurramp in Indonesië: ‘Liefdadigheid is zeker sympathiek het woord lief is hier treffend gekozen maar het heeft iets superieurs en daardoor iets vernederends. Als ik iets uit liefdadigheid doe, voel ik me altijd wat arrogant. Ach, ik kan het me permitteren, die junk niet, hier joh, hier heb je een eurootje. Daar komt bij dat liefdadigheid tegenwoordig handel is geworden en aan die handel werk ik niet graag mee. Maar wat moet ik? [...] Ik geef dan aan bekenden anoniem; vermoedelijk uiteindelijk toch uit egoïsme, verpakt als christelijke naastenliefde.’4 (Zie: Empathie)

1 Edu Borger, Haat is een deugd. Een keuze uit de correspondentie van Gustave Flaubert (1979). Het citaat komt uit een brief van 26 december 1838.
2 Max Pam, de Volkskrant, 11 augustus 2018.
3 Friedrich Nietzsche, Morgenröte (1881).
4 Theodor Holman, Het Parool, 2 oktober 2018.