1. Als patroniem: eertijds kwam de voornaam Boon/Bone voor. Dit zou via Bo(u)din een gesyncopeerde vorm van Boudewijn kunnen zijn; zie onderstaand voorbeeld Boon(se) uit Boudynsz/Boynsz, waaruit kan worden opgemaakt dat de achternaam Boon uit het patroniem Boudinsz (Boudewijnszoon) is voortgekomen. De voornaam Boon/Bone werd ook als een verkorte vorm van de doopnaam Bonefaas (Bonefacius) beschouwd, terwijl ook nog aan een verkorte vorm van Bonarius (Boonaard, Bonhard) kan worden gedacht en Bono op zich als Germaanse persoonsnaam voorkwam.
2. Beroepsbijnaam voor een bonenplanter, een groentenboer. Vergelijk bijvoorbeeld de familienaam Boonzaaijer.
3. Boon als toponiem, als plaatsaanduiding. Vergelijk in dit verband Van der Boon en de naam Boonstra uit Boornstra: iemand uit Oldeboorn.
4. Bijnaam voor iemand zo klein of gering 'als een boon'.