Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

pennetje

betekenis & definitie

fortuintje; karweitje; gelegenheid om iets te verdienen

In 1888 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst, in de betekenis ‘fortuintje’. Vervolgens voor ‘karwei’ en ‘gelegenheid om iets te verdienen’.

In 1918 schreef J. Wolthuis in Vragen van den dag ter verklaring van dit woord:

Te Amsterdam verneemt men nog de uitdrukking: ‘daar zul je een pennetje aan hebben’, d.w.z. een heele karwei. En als een winkelier in de Jordaan verzekert dat hij een goeie pen heeft gehad, bedoelt hij dat zijn klandizie dien dag goed geweest is. Het woord, de uitdrukking voert ons terug naar den ouden tijd, en wel naar de dagen toen Amsterdam, ‘de coreschuer van het land, ja van Europa’, genoemd werd. […] Het Korenmetersgilde was een der bloeiendste gilden van Amsterdam. Om het werk te verdeelen, werd er onder de gildebroeders gedobbeld, met twee dobbelsteenen ter grootte van een vuist, die in het archief zorgvuldig bewaard worden. Dit dobbelen geschiedde in het eigen Gilde-gebouw, ten overstaan der Gilde-hoofdlieden. Wie den hoogsten worp deed, kreeg het werk gegund. De te verwerken graanvrachten werden naar het gewicht verdeeld in pennetjes. Er waren pennetjes onder de 20 last, ‘kleinpennetjes’ tot 40 last, de ‘huisselycke pen’ mat tot 80 last, en de ‘groote pen’ reikte daarboven.

• ‘Je moogt wisselen wat je wilt; maar ik dacht niet, dat je zoo’n stiekemerd was om ’t voor een ouwen kennis stil te houden, dat je een pennetje hadt gehad.’ ¶ Justus van Maurik, Papieren kinderen (1888), p. 158. De schrijver verklaart de betekenis (volksuitdrukking: ‘fortuintje’) in een voetnoot.
• Afkeerig van ‘het gareel’ kon iedere baas hun vertellen ‘hoe laat of het was’, maar voor arbeiden in los verband, voor ‘een pennetje’ zouden ze uren loopen. ¶ Johan Elsensohn, Arie (1930), p. 8. De schrijver verklaart de betekenis (‘karwijtje’) in een voetnoot.