Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 07-02-2017

Pait

betekenis & definitie

Pait is in 1896 voor het eerst aangetroffen, in de vorm pait. Deze borrel naam is afkomstig uit Nederlands-Indië en gaat terug op het Maleise pa(h)it 'bitter'. Oorspronkelijk werd er een 'glaasje jenever met enkele druppeltjes bitter' mee aangeduid, maar al snel werd het voor 'borreltje' in het algemeen gebruikt. Men sprak tevens van paiten 'borrelen' en van paitfles 'jeneverfles'.

De behoeften van de Europeanen in Indië na het drinken van een borrel zijn in 1854 fraai beschreven door J.B. van Doren in zijn Fragmenten uit de Reizen in den Indischen Archipel: Tegen 12 ure komt men bij elkander, om een glas madera met pahit (bitter) te gebruiken. Vervolgens gaat men op zijn grabat een dutje doen: een algemeen aangenomen gebruik in Indië, ja, de Javaan zelfs houdt zich van 12 tot 3 uren verscholen in zijne belommerde bamboezen woning. De oudgast, die moeilijk in slaap komt, zonder een klein hulpmiddel, laat zich pidjetten - dat wil zeggen, een zachte drukking van armen, benen en voeten. Dit is het werk van eene of twee oude slaven meiden, die met eene aangeborene behendigheid van al de grillen en nukken van zulke oude snaken de juiste maat weten. Deze hulpmiddeltjes gaan soms verder, doch de kieschheid laat ons niet toe, hierover uit te weiden.

In Nederlands-Indië werd onwaarschijnlijk veel gezopen. Indische bedienden noemden 'een zekere klasse van societeits- bezoekers' kassi-pahit's 'breng-bitters', omdat zij 'uit den mond dier personen zoo goed als niets anders te hooren krijgen', zo heet het ergens. De verkleinvorm paitje wordt bij de Nederlandse marine nog steeds gebruikt. Het woord is ook aangetroffen als patje en peitje. De Engelsen spreken van gin pahit. 'Oude jenever' werd in Nederlands-Indië kolot genoemd, naar het Maleise woord voor 'oud'.