Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 07-02-2017

Neutje

betekenis & definitie

Toen het tijdschrift Noord en Zuid in 1881 en 1882 twee lijstjes met Nederlandse en Vlaamse borrel namen afdrukte, stond neutje daar nog niet bij. Het woord is dan ook pas aan het einde van de 19de eeuw voor het eerst gevonden. Sindsdien is het althans in Nederland -uitgegroeid tot een van de allerbekendste borrel namen. Het woord is in 1897 voor het eerst aangetroffen, bij twee schrijvers. M.A.C.

Nierstrasz gebruikte het in Militaire en andere schetsen (vergelijk pikketanussie) in een verhaal over de begrafenis van een geliefde Amsterdamse 'poppenkast vertoner': Des morgens reeds vroeg waren 'de jongens uit de buurt' al aan het sterfhuis gekomen en gebleven om, langs dezen meer en meer gebruikelijke weg, al vast eenige 'neutjes te verschalken' op den goeden afloop.

Ook Justus van Maurik gebruikte het woord in 1897. In Amsterdam bij dag en nacht schreef hij: "n Sigaartje opsteken', zegt Pootje en terwijl hij het Visschertje binnengaat, draait hij zich nog even om en roept: "k zal meteen een neutje gebruiken op de gezondheid van de dames.' Van Maurik legde in een voetnoot uit dat neutje 'borreltje' betekent, dus algemeen bekend kan het woord toen zeker niet zijn geweest. Een paar jaar later, in 1901, gebruikte hij het nogmaals, overigens andermaal met voetnoot, in Toen ik nog jong was:
Men had mij nog nimmer verteld, dat torenwachters meestal een 'neutje' meenamen 'voor de kouwe voeten' en dat er dikwijls een paar vrinden met hen naar boven gingen, om een pandoertje te leggen, tot tijdpassering, en 't neutje te helpen kraken. Vooral die laatste zin is belangrijk voor de herkomst van deze borrel naam. De verleiding is groot hem terug te voeren op neut- je in de betekenis 'klein voorwerpje, stompje'. Heel veel borrel- namen leggen immers de nadruk op de geringe hoeveelheid drank in het glaasje. Maar de woordspelige uitdrukking een neutje kraken voor 'een borreltje drinken' maakt het waarschijnlijker dat neutje moet worden beschouwd als een verkleiningsvorm van noot, dat ook als neut voorkomt. Ook bij deze betekenis overgang speelt het geringe formaat echter een rol: de borrel naam kan worden uitgelegd als 'nootje, notendop je'. De uitdrukking hij lust wel peperneuten voor 'hij is dronken', die al in 1853 is opgetekend, kan eveneens van invloed zijn geweest. Volgens een spreekwoordenboek uit 1861 gaf men de dronkaard indertijd pepernoten te eten. Dit wordt door een Vlaamse jenever deskundige bevestigd, die zegt dat er in kroegen vroeger op de toog een grote kom met (gemalen) pepernoten stond, waaruit de klanten met een pollepel konden scheppen. Niet duidelijk is of dit bedoeld was als lekkernij of om te ontnuchteren. Jenever werd soms gedronken met nootmuskaat. Sommigen zoeken ook hier de herkomst van het woord. Een informant uit Schoorldam, een telg uit een familie van Friese caféhouders, schrijft:
Ik herinner me dat in het café van mijn vader, café Vislust in Opeinde, in de oorlogstijd regelmatig turfschippers kwamen. Een van de schippers bestelde altijd een neut. Maar dan een echte neut, waarvan het woord 'neut' is afgeleid. Mijn vader pakte dan een klein raspje uit de lade en raspte daarmee verse nootmuskaat in een glaasje brandewijn. Hij deed er vervolgens een schepje basterdsuiker bij en klaar was kees. Dat is de oorsprong van onze befaamde neut. In het Nederlandse leger werd 'brandewijn met een beetje nootmuskaat' voor de Tweede Wereldoorlog neut over neut genoemd. Tot in de jaren vijftig werden neut en neutje beschouwd als Bargoens. Het woord is dan ook in verschillende Bargoense woordenboeken opgenomen. Men sprak van aan de neut zijn voor 'aan de drank of aan de zwier zijn' en van in de neut voor 'dronken'. Neuten is gesignaleerd voor 'drinken'. Een neutje halen werd ook in ruimere zin toegepast voor het drinken van andere dranken, zoals bier.
Het neutje is, hoe kan het anders, bij veel schrijvers te vinden. Zo schreef Nono in 1936 in Half of half
'Maar kerel', zei ik verwonderd, 'hoe haal je het in je hoofd...' 'Met dit neutje', antwoordde Blik, me een glaasje zonder voet toonend. 'Dit dingetje draag ik al 35 jaar bij me en er is nog geen dag voorbij gegaan, of dit dopje kwam me van pas.' En in 1962 schreef Simon Carmiggelt:
Zijn altijd wat plagerig discours vult het héle café, want de borrelaars van zijn lichting zijn al lang naar huis en de stoot van tienen bestaat uit zwijgzame mannetjes, die het uitlaten van een corpulente hond met een stil neutje combineren. Bij dialectonderzoek in 1980 bleek neutje in heel Nederland voor te komen. Een correspondent van het P.J. Meertens- instituut, een onderwijzeres uit Bergen op Zoom, schreef: 'Gewoonlijk zegt men borreltje. Staat men op erg goede voet met de aangesprokene, dan zegt men neutje.'