Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 05-05-2018

Meander

betekenis & definitie

(1733, uit het Frans of het Latijn) rivierbocht; randversiering

Een van de hoofdornamenten in de Griekse kunst tijdens de zogeheten geometrische periode was de meander. Ook later in de oudheid werd deze randversiering - ook wel 'sleutelrand' of 'Griekse rand' genoemd - veelvuldig gebruikt in de beeldende kunst en de architectuur.

De versiering deed de Grieken denken aan de Maiandros, een sterk kronkelende rivier in wat toen Phrygië heette. Het Griekse maiandros werd in het Latijn geleend als maeander. Van daaruit kwam het onder andere in het Frans, Engels en Nederlands terecht.

De rivier de Meander - tegenwoordig Büyük ('Grote') Menderes in Turkije - was al vroeg in de oudheid bekend. Homerus maakt er melding van en ook bij Ovidius komt de bochtige rivier ter sprake. Vondel vertaalde de passage in 1671 als volgt:

Meander, rijk begaafd,
Die dertel krinklende den zoom des oevers laaft

In 77 n.Chr. schreef Plinius over de wonderlijke rivier in Klein-Azië: 'De Meander, die ontspringt uit een meer op de berg Aulocrene, stroomt langs vele steden en ontvangt het water van talrijke zijvieren. Hij kronkelt zo sterk, dat het vaak lijkt of hij helemaal op zijn uitgangspunt zal terugkeren.'

Men neemt aan dat meanders ontstaan door schroefdraadvormige stroming. Deskundigen onderscheiden twee soorten: vrije meanders, die door klei, zand, grind of ander los materiaal stromen, en dal- of insnijdingsmeanders. Die laatste lopen door vast gesteente. Dat de typische vorm van meanders tot vergelijkingen zou leiden, kon niet missen. Al in de 16de en 17de eeuw hebben Engelse schrijvers het over meanders als ze eigenlijk ingewanden bedoelen, hersenen, ingewikkelde danspasjes of labyrinten. Ook in het Frans kreeg méandre al in het begin van de 17de eeuw een figuurlijke betekenis, namelijk 'geraaskal, omwegen in een gesprek'.

In Nederland kon je in de 18de eeuw iemand een Meander noemen 'die slinksche wegen en moeielyke paden betreedt'. Weiland omschreef meandrisch in 1824 als 'verward, verdraaid rondgaande, zoo als in een doolhof, of ook kronkelend, als een rivier'. Toen op een gegeven moment een koraalgewas werd ontdekt dat eruitzag als 'een kronkelende hersen', was de naam dan ook snel bedacht: meandriet.

Engels meander (1576); Duits Mäander (1792 mäandrisch 'meandrisch'); Frans méandre (1552).
Ovidius Metam. boek Il, r. 246, in: Vondel (ed. Verwey 1937) Volledige werken 1309; Plinius (ed. Besteek & Riley, 1855-1857) Not Hist V, 31; Hoogstraten Groot alg. hist wdb. 51 ( 1733) 14; Weiland Kunstwdb. (1824) 260; WP van de kunst 2 (1959) 460; Winkler Prins' 12 (1973) 776; Deutsches Fremdwtb. 7 (1988) 268; OED ( 19932); Rey Dict hist longue (ronç. ( 19942) 1210.