machinegeweer
De vader van Hiram Stevens Maxim was een arme boer. Om die reden moest Hiram, geboren op 5 februari 1840 in Maine in de Verenigde Staten, op zijn veertiende in de leer bij een wagenmaker. 'Ik werkte 's morgens acht uur en 's middags acht uur', schreef de uitvinder van het eerste volautomatische snelvuurgeweer in zijn autobiografie, 'tegen een salaris van vier dollar per maand.'
Dit stimuleerde hem snel naar een andere betrekking om te zien. Na allerlei baantjes kwam Maxim in 1864 terecht bij de machinefabriek van zijn oom. Hier verdiepte hij zich in de techniek, wat twee jaar later leidde tot zijn eerste patent: op een ijzeren haarkrultang.
In 1878 was Maxim opgeklommen tot hoofdingenieur van het eerste elektriciteitsbedrijf in de Verenigde Staten. Hij deed verschillende belangwekkende ontdekkingen op het gebied van de elektriciteit, die hij op internationale tentoonstellingen in Europa presenteerde. 'In 1882 bevond hij zich in Wenen', schreef Rudy Kousbroek in 1986, 'en het schijnt dat hij daar een landgenoot tegen het lijf liep die hem aanraadde de scheikunde en de elektriciteit er aan te geven, en in plaats daarvan iets uit te vinden dat de Europeanen in staat zou stellen elkaar efficiënter uit te roeien.'
Maxim vestigde zich daarop in Londen en begon te werken aan een machinegeweer. Hij was niet de eerste die probeerde een wapen te ontwikkelen dat in korte tijd zoveel mogelijk schoten kon lossen. In de Tower in Londen is een machinegeweer uit 1718 te zien dat is ontworpen door de Engelsman James Puckle. De Amerikaan Richard Jordan Gatling [1818-1903] ontwierp een machinegeweer dat in 1862 werd ingezet tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, maar dit gatlinggeweer moest als een soort koffiemolen worden aangezwengeld om de zes tot tien lopen te laten vuren.
In 1884 kwam Maxim met een volautomatisch machinegeweer met één loop. Het was een watergekoelde terugstootlader die zo'n zeshonderd (later meer dan duizend) schoten per minuut kon lossen. De Engelse legerleiding was onmiddellijk enthousiast en de prins van Wales kwam het wapen persoonlijk uitproberen.
Maxim richtte de Maxim Gun Company op - later overgenomen door Vickers - en mocht in 1889 het Engelse leger van machinegeweren voorzien. In de jaren daarna bewapenden alle moderne legers zich met maxims en tijdens de Eerste Wereldoorlog werd duidelijk welke verwoestende kracht dit wapen had. In het Engels ontstond zelfs het werkwoord to maxim.
Maxim deed nog talloze andere uitvindingen. Tegen het eind van zijn leven had hij vele honderden patenten op zijn naam staan, voor uiteenlopende zaken als rookloos kruit, een muizeval, een watersproeier en een vliegtuig met stoommotor.
In 1901 nam Maxim de Britse nationaliteit aan. Nog datzelfde jaar mocht hij zich 'Sir' noemen. Hij stierf op 24 november 1916 in Engeland, 76 jaar oud. Zijn wapen deed dienst tot 1968, zonder dat er noemenswaardige aanpassingen in het ontwerp nodig waren.
Van de talloze andere wapens die naar een persoon zijn genoemd is het, net als bij de maxim, lang niet altijd duidelijk of ze als soortnaam of als merknaam moeten worden opgevat. Deze wapens kregen in ieder geval vanaf het begin van de 19de eeuw een plaatsje in Nederlandse woordenboeken: het Beaumontgeweer, uitgevonden door de Maastrichtse wapenfabrikant Eduard de Beaumont en in 1871 in het Nederlandse leger in gebruik genomen; dikke Bertha, mortier van het grootste kaliber van de Kruppfabrieken in de Eerste Wereldoorlog, naar de korte, gedrongen Bertha Krupp von Bohlen und Halbach [1886-1957]; de browning, automatisch pistool met een magazijn in de kolf, in 1897 uitgevonden door de Amerikaan John Moses Browning [1854-1926]; browning wordt veelal gebruikt als verzamelnaam voor alle semi-automatische pistolen; het chassepotgeweer, achterlaadgeweer dat van 1866 tot 1874 in het Franse leger werd gebruikt, uitgevonden door Antoine-Alphonse Chassepot [1833-1905]; de colt, een bepaald type revolver, door de Amerikaan Samuel Colt [1814-1862] op zijn zestiende voor het eerst in hout gesneden; de derringer, een groot-kaliberpistool met korte loop, naar de Amerikaanse uitvinder Henry Deringer jr. [1786-1868]; de flobert, een licht 'tuingeweer', in 1845 uitgevonden door de Fransman Louis-Nicolas-Auguste Flobert [1818-1897] en bedoeld om schadelijke vogels uit boomgaarden te verdrijven; het garandgeweer, basiswapen voor de Amerikaanse soldaten tijdens WO II en Korea, naar John Cantius Garand [1888-1974] die als staatsemployé nooit enige royalty voor zijn uitvinding ontving; de kalasjnikov, een Russische mitrailleur, naar de uitvinder Michaïl Timofejevitsj Kalasjnikov [geb. 1919]; het lebelgeweer, klein kaliber repeteergeweer, in 1886 uitgevonden door de Franse officier Lebel; het lugerpistool, naar de Duitse uitvinder Georg Luger [geb. 1900]; de mauser, een snelvuurgeweer dat in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers werd gebruikt, in 1869 uitgevonden door de gebroeders Peter Paul [1838-1914] en Wilhelm Mauser [1834-1882]; het Miniégeweer, een getrokken voorlader, in 1849 uitgevonden door de Franse officier Claude Etienne Minié [1814-1879]; de sten, een pistoolmitrailleur, afgeleid van de namen R.V. Sheppard en H.J. Turpin, de constructeurs, en van de Engelse staatswapenfabriek Enfield; het Thompson-machinepistool, in 1920 uitgevonden door de Amerikaanse kolonel John Taliaferro Thompson [1860-1940]; de uzi, een machinepistool, omstreeks 1950 uitgevonden door de Israëlische majoor Uziel Gal; het vetterli-geweer, een repeteergeweer, naar de Zwitserse fabrikant Friedrich Vetterli [1822-1882]; de walther, sinds 1929 een bekend politiepistool, naar de Duitse fabrikant Karl Walther; en de winchester, favoriet repeteergeweer van de Amerikaanse pioniers, naar de fabrikant, Oliver Fisher Winchester [1810-1880].