Op 11 augustus 1999 was in Europa, voor het eerst in veertig jaar, een totale zonsverduistering te zien. Dat hebben we geweten ook, want de kranten raakten er niet over uitgeschreven. Verslaggevers werden naar alle delen van Europa uitgezonden om de eclips te verslaan, ter land, ter zee en in de lucht (tijdens speciale eclipsvluchten). Miljoenen eclipstoeristen reisden af naar de totaliteitszone — een woord uit 1995 — de circa honderd kilometer brede strook waar de zonsverduistering honderd procent was.
Al met al was de zonsverduistering hét zomernieuws van 1999, en het woord eclips — dat ‘verduistering van een hemellichaam’ betekent en dat in 16de eeuw door het Nederlands uit het Frans is overgenomen — surfde mee op de publiciteitsgolven. In de digitale krantenbestanden die voor dit boekje zijn nageplozen, schoot de frequentie van eclips als een raket omhoog. Kwam het woord in het tweede kwartaal van 1999 slechts 26 keer voor, in het derde kwartaal was dit 484 maal, en in het vierde, toen de zonsverduistering achter de rug was, vijftienmaal. De frequentie van zonsverduistering geeft een vergelijkbaar beeld te zien: vijftigmaal in het tweede kwartaal, 691 maal in het derde en 28 keer in het vierde kwartaal.
Zoals te verwachten was, ontstonden er talloze samenstellingen met eclips (en minder met zonsverduistering, want dat is al een samengesteld woord). Voorbeelden zijn: eclipsbewonderaar, eclipsblindheid, eclipsbroodjes (‘Andere bakkers komen met varianten als eclipsbroodjes, maanbollen en verduisteringstompoezen’), eclipscamping, eclipsconcert (‘In Cornwall geven de Pet Shop Boys een eclipsconcert, terwijl in Amasya in Noord-Turkije de Wiener Symphoniker een concert geven onder een verduisterde zon’), eclipsdag, eclipseuforie, eclipsexpeditie, eclipsexpert, eclipsfanaat, eclipsfeest, eclipsganger, eclipsgebied, eclipsgedrag (‘Artis gaat het eclipsgedrag van de chimpansees nu zelf observeren’), eclipsgekte, eclipsgroep, eclipsjager, eclipsjunk, eclipskijker, eclipsliefhebber, eclipsminuut, eclipsnieuws, eclipsobservatie, eclipsobservatiepost, eclipsonderzoek, eclipspakket, eclipsreiziger, eclipssieraad, eclipssite, eclipsslachtoffer (‘Ik merkte er niets van’, zei eclipsslachtoffer Andrew McAlfy op de BBC-televisie. ‘Het deed verdomme geen pijn. Ik kreeg pas na een dag of twee last’), eclipsspanning, eclipstocht, eclipsuittocht, eclipszegel en eclipszone.
Ook werden er, onder invloed van het Engels, enkele woorden gesmeed met eclipso-, zoals eclipsofiel, eclipsoholic en eclipsomanie (kop in NRC op 9 augustus ‘Nog geen “eclipsomanie” in Cornwall’).
Van al die eclipswoorden werd eclipsbril verreweg het vaakst gebruikt en ook dat is niet onverwacht, want miljoenen Nederlanders (en honderden miljoenen andere Europeanen) schaften zo’n brilletje aan om naar de zonsverduistering te kunnen kijken. Het brilletje heeft een montuur van karton en verzwakt het zonlicht met een factor honderdduizend. Tenminste, een goed eclipsbrilletje, want er kwamen ook allerlei valse en waardeloze partijen op de markt, vooral toen de eclipshype zijn hoogtepunt bereikte.
Nu is eclipsbril géén nieuw woord, want het was in 1996 al eens te lezen in de Volkskrant, in een artikel van eclipsdeskundige Govert Schilling. ‘Tussen drie en half zes morgenmiddag’, schreef Schilling op 11 oktober, ‘voltrekt zich een gedeeltelijke zonsverduistering, een betrekkelijk zeldzaam natuurverschijnsel. Wie zich wapent met speciaal eclipsbrilletje, beroet glaasje, stapeltje fotonegatieven, lasbril of cd, ziet de maan voor de zon langs schuiven, waarbij ruim de helft van het heldere zonsoppervlak wordt bedekt.’
Maar goed, na die ene keer in 1996 werd er niets meer van de eclipsbril vernomen, tot het woord in 1999 in volle kracht doorbrak. In een paar maanden tijd stond het bijna tweehonderd keer in de krant, wat het tot het meest gebruikte ‘neologisme’ in dit boekje maakt. Ook ditmaal was Govert Schilling er overigens als eerste bij. Op 1 mei 1999 schreef hij: ‘Langzaam maar zeker schuift een zwart silhouet voor het verblindende zonsoppervlak, dat tijdens deze fase van de verduistering alleen met een beschermende eclipsbril bekeken kan worden. Wanneer meer dan 90 procent van de zon op die manier is verduisterd, begint het spannend te worden.’
Het bleek overigens nog een hele toer om zo’n eclipsbrilletje — een enkele keer ook verduisteringsbrilletje genoemd — aan te schaffen. De Nederlandse middenstand had te laat door dat de zonsverduistering ook gedeeltelijk in Nederland te zien zou zijn, en vooral nadat het Ministerie van Volksgezondheid had gewaarschuwd dat kijken zonder brilletje ernstig oogletsel kan veroorzaken, ontstond er een ware run op de brilletjes. Bovendien werden sterrenwachten, planetaria en weersinstituten platgebeld met vragen over het gebruik ervan. Een dag voor de zonsverduistering gaf de Volkskrant een samenvatting van het soort vragen, en het loont de moeite om ook die voor het nageslacht te bewaren:
1. Kan ik zonder eclipsbril op tv kijken naar beelden van de zonsverduistering? (Variant: als ik de eclips op internet volg, moet ik dan door het gaatje van een cd kijken?)
2. Mijn kat kijkt altijd op de vensterbank naar buiten. Moet ik de gordijnen dichthouden? (Variant: Moet mijn paard ook zo’n bril op?)
3. Moet ik die bril de hele dag ophouden?
4. Klopt het dat kinderen twee brilletjes over elkaar moeten opzetten?
5. Waar is die bril nou eigenlijk voor nodig?
Overigens liep de zonsverduistering door de dikke eclipswolken voor talloze eclipstoeristen uit op een eclipsdesillusie, maar zoals de NRC schreef ‘De eclipsjagers laten hun humeur niet bederven. Bij elk helder moment worden de brilletjes opgezet. “Mama, ik zie het weer!”’
Vergelijk oogpsychose en verduisteringszone.