Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 19-02-2018

Casanova

betekenis & definitie

vrouwenverleider

Kenners benadrukken altijd dat de in 1725 in Venetië geboren Giovanni Giacomo Casanova veel meer was dan de vleesgeworden wellust. In verschillende fasen van zijn stormachtige leven verdiende hij zijn brood als bibliothecaris, diplomaat, directeur van de Franse staatsloterij, fabrikant, journalist, officier, spion voor de Inquisitie, prediker, speculant, theaterimpresario en violist. Bovendien was hij goed thuis in de filosofie, de geschiedenis en de letterkunde.

Maar toch: 'Als we Maurice de Hond aan Nederland lieten vragen: Wat zegt de naam Casanova u?' schreef Vrij Nederland onlangs, 'dan zou het antwoord [...] vrijwel onverdeeld in de sfeer van de slaapkamer, het boudoir, of het bordeel liggen.'

Casanova dankt deze reputatie aan zijn autobiografie, getiteld Histoire de ma vie. Het had niet veel gescheeld of dit was nooit verschenen. De erfgenamen van Casanova konden het enorme manuscript - ruim een miljoen woorden! - aanvankelijk aan de straatstenen niet kwijt. In 1812 kwam het voor een grijpstuiver in het bezit van de Duitse uitgever Brockhaus, die in 1820 een flink gecensureerde bloemlezing liet verschijnen. Dat wil zeggen: de nette gedeelten waren zoveel mogelijk geschrapt!

De memoires, waarvan pas in 1960 de volledige tekst verscheen, gaan niet alleen over escapades op de Venusberg. Toch heeft Casanova ongeveer duizend van de drieduizend pagina's nodig voor gedetailleerde beschrijvingen van zijn honderden solo's, duo's of trio's met nonnen, adellijke dames, moeders en dochters.

Wat maakte Casanova voor hen zo volstrekt onweerstaanbaar?

Niet zijn uiterlijk. Hij had een hoog, weglopend voorhoofd, een arendsneus, een weke kin en een stierenek. Nee, zo schrijft een deskundige ergens, 'de bekoring lag in Casanova's mannelijke vitaliteit, die ondersteund werd door een groot zelfvertrouwen en gepaard ging met voorkomendheid en toewijding, die alle vrouwen voor hem innam.'

Ook in Nederland benutte Casanova deze eigenschappen. Hij bezocht ons land in 1759 en 1760, verkocht er Franse staatsobligaties tegen een te hoge prijs en lichtte een bijgelovige markiezin op. In Amsterdam ontmoette de 35-jarige Chevalier de Seingalt, zoals hij zich vanaf 1760 noemde, Esther d'O. 'Een jong ding van veertien jaar', schrijft hij in zijn memoires, 'zeer geavanceerd voor haar leeftijd en een volmaakte schoonheid, behalve dat haar tanden onregelmatig geplaatst waren.'

Dat zijn tweede bezoek aan Holland financieel weinig winstgevend was, zo besluit Casanova zijn hoofdstuk over Holland, werd 'meer dan goedgemaakt door de zoete genietingen, welke ik bij Esther smaakte.'

Het begrip casanova voor vrouwenverleider is in het Nederlands nooit zo ingeburgerd als in andere talen. De Grote Van Dale vermeldt het pas sinds 1992. Een versierder wordt bij ons eerder een Don Juan (z.a.) genoemd - naar een personage uit een toneelstuk van Tirso de Molina uit 1630. Dit ondanks het feit dat Stefan Zweig er ooit op wees dat Don Juan vrouwen juist verachtte, terwijl Casanova met heel zijn wezen van hen hield.

Casanova overleed op 4 juni 1798 in Dux in Bohemen, 73 jaar oud. Graf en zerk werden binnen een eeuw geruimd. Maar de grote Casanova-expert J. Rives Childs schrijft: 'Hij heeft geen stenen monument nodig. Als aanduiding voor rokkenjager is zijn naam doorgedrongen in vrijwel alle talen.'

Andere woorden en uitdrukkingen met betrekking tot seksualiteit die teruggaan op een eigennaam: Dokter Beffie, bargoense aanduiding voor geslachtsziekte of symptomen daarvan, naar dr. B.W. Beffie, begin deze eeuw werkzaam op de afdeling venerische ziekten in het Amsterdamse Binnengasthuis; de uitdrukking ga jij maar met je pis naar Bijsterveld (Bargoens voor: je moet je eens laten nakijken) is afgeleid van de chemicus Pieter Cornelis van Bijsterveld [1870-1950], in 1924 'waterkijker' te Rotterdam; het begrip eonisme voor homoseksuele travestie werd in 1906 geïntroduceerd door Havelock Ellis, naar Charles-Geneviève, chevalier d'Eon de Beaumont [1728-1810], een diplomaat die de helft van zijn leven in vrouwenkleren rondliep; de Rotterdamse uitdrukking valt er nog wat te Huttemannen? voor 'Valt er nog wat te versieren?' gaat terug op de Rotterdamse slijpersfamilie Hutteman (slijpen betekende ook 'neuken'); en saffisme of sapfisme, lesbische liefde, heet zo naar de Griekse dichteres Sappho, die van omstreeks 610 tot 580 v.Chr. op Lesbos leefde.