Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

van dattum

betekenis & definitie

geld; seks; drank: hetgeen als de oorzaak van een zeker kwaad wordt beschouwd. Soms ook verbloemend voor homoseksueel (zie laatste citaat): ‘van dattum zijn’.

De uitdrukking gaat vaak vergezeld van een bepaald gebaar: het achterover slaan van een glas (voor drinken) of het bekende duim tussen wijs- en middelvingergebaar (voor seks).

En nu we toch als kunstenaars onder mekaar zijn, de heren gaan hem zeker even raken. Lekker van datteme.

Arie Visser: Het vangen van de draak. 1983

Want de les van onze moeders dat het bij mannen vooral gaat om van dattum is misleidend gebleken.

Emma Brunt: Een Rus over de vloer. 1992

Sol vroeg zich af of zijn vader haar ook voor ‘van dattum’ had aangenomen.

Leon de Winter: Zionoco. 1993

Een allegaartje van flauwe interviewtjes, reportagetjes, amateurtoneelstukjes met drie hoofdlijnen: schaamteloos narcisme van T&J, het schofferen van individuen die ze uitnodigen en van gezelschappen waarin ze zich begeven, en het monotoon hameren op ‘van dattum’, het enige thema dat ertoe lijkt te doen.

De Groene Amsterdammer, 03-03-99

Op 22 september in Café Local (Waalse Kaai 25, Antwerpen) wordt de top 100 van achteren naar voren gedraaid op het grote feest van de Agalev’ers die ‘van dattum’ zijn en dat daarom toepasselijk ‘Van achteren naar voren’ heet, maar waar zoals Tom ons persoonlijk verzekert ook hetero-aardlingen van harte welkom zijn.

De Morgen, 02-09-2000