Pokken, wesp, in de zestiende eeuw en later een populaire benaming voor syfilis. Ook in het Engels: ‘Spanish pox’ (de Britten schreven de ziekte steeds toe aan hun vijanden; ook de term ‘French ache’ was destijds gangbaar!). De Latijnse benamingen uit die periode waren: ‘Morbus Gallicus’; ‘scabies Hispanica’; ‘Neapolitana’; ‘lues Venerea’. Men sprak over ‘Spaanse pokken’ omdat deze ziekte door Columbus op het eind van de vijftiende eeuw uit Amerika naar Spanje werd meegebracht. Volgens een bron uit die tijd: ‘uyt danckbaerheydt van de gene, diese in het jaer 1496 met de Konincklijcke Bruyt in Zeelant brachten.’ Van daaruit verspreidde deze venerische* kwaal zich over Europa.
De uitdrukking refereert ook aan de wijze waarop de Spanjaarden bij ons tekeergingen ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog. Dezelfde betekenis ook in ‘Spanje gezien hebben’. Een ‘Spanjool’ was destijds niet alleen een pejoratieve benaming voor een Spanjaard, maar eveneens voor een geslachtsziekte zoals syfilis. Niet alleen de Spanjaarden worden geassocieerd met venerische ziekten, ook de als wellustig bekend staande Fransen. Niet voor niets kent de volkstaal de uitdrukking ‘de Franse* ziekte’ (met dezelfde betekenis). Het was vroeger een bekend procédé om venerische* ziekten toe te schrijven aan de vijand, of dat nu een Fransman of een Spanjaard was. Zie ook Sint* Jobs plaghe; Spanje* gezien hebben; de ziekte van Napels*; venuskwaal*.
De Spaensche pocken, licht als sneeuw vloeken,
De Spaensche pocken, loos ende boos,
De Spaensche pocken, onder spaus rocken,
De Spaensche pocken, groeyen altoos.
Een liedeken gemaect by M. Arent Dircxz. Vos, in zijn leven pastoor in de Lier. Op de wijse: Bedructe hertekens, etc. Uit: het Geuzenliedboek, 1581
Die Zweed had een Spaanse Kraag op z’n pik.
Haring Arie: Een leven aan de Amsterdamse zelfkant. 1968