Doodgaan, sterven. Mogelijk heeft deze uitdrukking te maken met ‘het niet overleven van de maand maart’. Maarten van Nierop geeft in zijn boek ‘De taal waarmee wij leven’ (1961) enkele mogelijke herkomsten: het feit dat in maart veel oude mensen zouden sterven; het feit dat maart de vastenmaand is, waarin vroeger ook niet gerookt werd; de ‘pijpers’ (= blazers) op een bruiloft die hun ‘pijp’ (= muziekinstrument) aan de ‘maarte’ (= dienstmeid) geven om zichzelf vervolgens ook in het feestgedruis te storten.
Er is ’n Amsterdammer doodgegaan
Hij zat gewoon in z’n café te kaarten
Hij kreeg een glaasje bier van tante Sjaan
En hupsakee, hij gaf de pijp aan Maarten
Johnny Kraaykamp: Er is 'n Amsterdammer doodgegaan (1975)
De kerngezonde man die een maand nadat zijn vrouw stierf opeens de pijp aan Maarten geeft. Elsevier, 13-04-2000