misselijk; braakneigingen vertonend. Vroeger in een ruimere opvatting: ‘niet lekker’.
De meer eufemistische betekenis ontstond in de negentiende eeuw en vinden we bijvoorbeeld terug bij de Vlaamse schrijfster Virginie Loveling.
Wetenschappers aan een universiteit moet je niet opzadelen met gebruikersgroepen en afnemers van kennisprodukten. Bij het woord alleen al, kennisprodukten, word ik onpasselijk.
Ad Langendijk in de Volkskrant, 1997
Hij is een pornobaas omdat hij porno-blaadjes uitgeeft. Ik heb helemaal niets tegen porno, maar je moet wel gewoon durven staan voor wat je doet. Zo’n man wil mij doen geloven dat hij het liever niet had gedaan en van dat gedraai word ik onpasselijk.
Trouw, 10-10-98