Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

geveltoerist

betekenis & definitie

Inbreker. Zinspeelt op zijn activiteit: het beklimmen van gevels (om ergens in te breken). De term komt voor in het WNT onder het lemma ‘toerist’, als samenstelling. Ook Endt (1969) vermeldt de term. Tegenwoordig vaak schertsend gebruikt.

Die snuiter is een geboren geveltoerist...

Willem van Iependaal: Adam in ongenade. 1938

De meeste lol had je met Jan als hij geveltoerist was.

H. van Aalst: Tussen martieners en bietsers. 1946

Waar zijn ze gebleven, de brandkastkrakers en de geveltoeristen, die het gewoon een lekker gevoel vonden om over een tiet met poen te beschikken en daar eens flink de bloemetjes van buiten te zetten en er voor moeder een mooie ring, een bontjas en een bankstel van aan te schaffen?

Remco Campert: Eetlezen. 1993