vooral in de verbinding ‘de doodsslaap ingaan’: sterven. De dood wordt hier geruststellend voorgesteld als slaap of sluimering.
Het was een dier stille en plechtige na j aarsochtenden, waarin de sterveling tot ernst gemaand wordt door den aanblik der natuur, aan een grijsaard gelijk, die de dagen zijner jonkheid schijnt te betreuren en zich in het lijkgewaad te hullen, als om den naderenden doodsslaap te verbeiden.
J. van Lennep: De Roos van Dekama. 1836
Michelangelo biedt waar voor het geld: want nu is die oogst een schrikwekkend gebeuren: de rechter op de stoel, hemelbewoners rond hem, engelen en heiligen rond hem en de mensen moeten geoordeeld: opgewekt uit de lange doodsslaap staan ze in hun blootje voor het beslissend oordeel: de engelen als goedgedrilde ambtenaren weten meteen richting te geven: U die kant op, U naar de andere kant. En de ene club mag omhoog, krijgen van de engelen een zetje waardoor ze de hemel in kunnen zweven.
Rud Smit: Preek op de zestiende Zondag door bet jaar, 19-07-99, webpagina