Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

Gepubliceerd op 17-08-2018

bonken

betekenis & definitie

Neuken, copuleren. Elk werkwoord dat een beweging of handeling uitdrukt kan in principe als eufemisme fungeren voor het beoefenen van de geslachtsdaad. ‘Bonken’ in de betekenis van copuleren werd in 1977 (mogelijk voor het eerst) gebruikt door Van Kooten en De Bie (tijdens een live-optreden van de Klisjeemannetjes in Den Haag). Auteurs zoals Jan Cremer, Hans Plomp en Dimitri Frenkel Frank gebruikten het woord rond dezelfde periode ook meermaals in deze zin. Opmerkelijk is dat de Engelse term ‘to bonk’ (met dezelfde betekenis) eveneens in de jaren zeventig algemene bekendheid kreeg.

De Engelse sensatiepers had het ongeveer een decennium later vaak over ‘bonking Boris’ (waarmee Boris Becker bedoeld werd), dit vanwege de teleurstellende prestatie van deze sportman in het seizoen van 1987. Het ondermaats presteren zou volgens diezelfde pers (‘The Sun’ e.a.) te wijten zijn aan ‘too much bonking’ (te veel neuken; maar met een woordspeling op het geluid van de tennisballen). Volgens ‘The Oxford Dictionary of New Words’ (1991) was het werkwoord ‘to bonk’ al in de jaren vijftig gangbaar (als slang) en dook het in de jaren zeventig ook in geschreven bronnen op. Hebben Koot en Bie de mosterd gehaald bij de Angelsaksische pers?

Hier, hier, die legt te bonken in het donker.

Kees van Kooten & Wim de Bie: Hengstenbal. 1977

... dat is nog geen reden om te gaan zitten bonken op kosten van de gemeenschap.

Hans Plomp: Lang geleden. 1979

Hoe naaide een truckchauffeur van Amcon? Hoe werd er gebonkt in de Pijp?

Dimitri Frenkel Frank: Hoge hakken, echte liefde. 1980

Hij stelde zich beurtelings voor dat ze de eerste de beste jongen in een café had opgepikt en nu vrolijk lag te bonken.

Dimitri Frenkel Frank: Hamlet’s Whisky. 1984

De grote bonkwedloop naar de millenniumbaby’s is vorig weekend definitief ingezet.

De Morgen, 13-04-99