Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Chemische bouwstoffen

betekenis & definitie

Vier belangrijke groepen van bouwstoffen zijn de koolhydraten, vetten, eiwitstoffen en anorganische verbindingen.

7. Koolhydraten

Van de eerste groep is de algemene scheikundige formule CN(H20)n. Waterstof en zuurstof komen er dus in voor in dezelfde verhouding als in water, vandaar de oude benaming koolhydraten. In de structuurformule is uitgedrukt, dat het primaire oxydatieproducten zijn van meerwaardige alcoholen, dus aldehyden of ketonen. Zij worden verdeeld in monosacchariden, oligosacchariden en polysacchariden; de laatste zijn b.v. met behulp van zuur vrij gemakkelijk in monosacchariden te splitsen. Van deze laatste groep komen in het lichaam voor de triosen, pentosen en hexosen, resp. met 3, 5 en 6 C-atomen. Glycerinealdehyde en dioxy-aceton zijn de triosen die, gebonden aan orthofosforzuur, als tussenproducten voorkomen bij de ontleding van de koolhydraten.

Beide stoffen hebben dezelfde gehaltelijke samenstelling. Van de pentosen zijn d-ribose en haar reductieproduct d-2-ribodesose de regelmatige bestanddelen van de nucleotiden . Van de zestien ruimtelijke structuren, z.g. stereo-isomeren, die men van de aldehydevorm van de hexosen kan opstellen, komen er drie voor in het lichaam, nl. d-glycose of druivensuiker, d-mannose en d-galactose).

In het bloed komt d-glycose in een gehalte van ongeveer 0,1% voor, in deze vorm wordt het koolhydraat naar zijn stapelplaatsen in lever en spierweefsel vervoerd. In deze organen, vooral in de lever, worden glycosemoleculen weer samengevoegd tot de grotere moleculen van het glycogeen, ook wel dierlijk zetmeel genoemd. De lever kan tot 20% van haar gewicht glycogeen bevatten, zij reguleert onder invloed van zenuwen en hormonen de hoeveelheid suiker in het bloed, waaraan de verschillende organen voortdurend de voor hun stofwisseling benodigde glycose onttrekken. Bij wegneming van de lever daalt het bloedsuikergehalte dan ook zeer snel.

Een oxydatieproduct van glycose is glycuronzuur; deze stof is in staat schadelijke stoffen welke in het lichaam ontstaan (b.v. fenol, kresolen en indoxyl), of die in de vorm van geneesmiddelen toegevoegd worden, te binden. Dit proces speelt zich in hoofdzaak in de lever af. Deze verbindingen van glycuronzuur worden met de urine uitgescheiden.

Andere hexosen zijn galactose en mannose; de eerste is een bestanddeel van melksuiker en komt ook voor in cerebrosiden (zie blz. 323) en evenals mannose in eiwitstoffen.