I. 1. waarde, prijs; 2. lichtverdeling [op schilderij]; value in account, waarde in rekening; value in exchange, ruilwaarde; value received, waarde genoten; get (good) value for one's money, waar voor zijn geld krijgen; set value on, waarde hechten aan, prijs stellen op, waarderen; of value, van waarde, waardevol, kostbaar; to the value of, ter waarde van;
II. taxeren (op at), waarderen, schatten, (waard) achten; prijs stellen op;
III. value oneself on, zich laten voorstaan op;
IV. in: value on one, op iemand trekken; zie ook: valued.