Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

for

betekenis & definitie

I. want;

II. prep voor, in plaats van; gedurende; naar; uit; om, vanwege, wegens; wat betreft; niettegenstaande; [kiezen] tot, als; oh, for a cigarette!, had ik (hadden we) maar een sigaret!; I know him for a..., ik weet, dat hij een... is; for all I care, voor mijn part; for all I know, voor zover ik weet; for all she was gifted, hoe talentvol ze ook was; for all that, toch; for her (him), 1. voor haar hem); 2. voor haar (zijn) doen; it is for her to..., het staat aan haar, ’t past haar om..; think for oneself, zelf denken; for joy, van vreugde; for years, jaren lang; not for years, in geen jaren; you are for it!, je bent er bij!; now for it!, nu er op los!, nu komt het er op aan!; there is nothing for it but..., er zit niets anders op dan...