Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 13-04-2022

tip

betekenis & definitie

I. 1. tip(je), top(je); (vleugel)spits; puntje [v. sigaar]; mondstuk [v. sigaret]; beslag, dopje; pomerans; I had it on the tip of my tongue, het lag mij op de lippen; he is a(n)... to the tips of his fingers, op en top; 2. beslaan (met metaal), aan de punt voorzien (van with), omranden.

II. schuin zetten of houden, doen kantelen; wippen, gooien; (aan)tikken; een fooi geven; tip all nine, alle negen gooien [bij ’t kegelen];tip the beam (the scales), de doorslag geven; tip us your fin, geef mij de vijf; tip one the wink, iemand een wenk geven (om hem te waarschuwen); tip off one’s grog, zijn grogje naar binnen wippen; tip over, omkippen; tip up, schuin zetten;

III. 1. kippen, kantelen; 2. een fooi (fooien) geven; tip up, opwippen;

IV. 1. tik (je); 2. kipkar; 3. stortplaats; vuilnisbelt; 4. fooitje); 5. wenk, inlichting, tip; the (a) straight tip, een inlichting uit de beste bron; give it a tip, 't (een beetje) schuin zetten; give us the tip when..., waarschuw ons als...; take the tip, iemands wenk

begrijpen, de raad aannemen.