Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 13-04-2022

take

betekenis & definitie

I. nemen[ook = kieken & springen over]; aan-, in-, af-, op-, mee-, overnemen, ontlenen (aan front)-, benemen, beroven van [’t leven]; aanvaarden; in beslag nemen [tijd]; er over doen [lang]; in behandeling nemen; noteren, opschrijven; vangen; pakken [ook = op 't gemoed werken], krijgen [ziekten], halen [slagen], behalen; ontvangen; incasseren [slagen, opmerkingen]; inwinnen [inlichtingen]; vatten [ook = „snappen"]; opvatten, beschouwen (als as); houden (voor for), begrijpen; waarnemen, te baat nemen [gelegenheid]; gebruiken [de baden]; drinken [thee]; volgen [een cursus]; inslaan [weg]; brengen, overbrengen, bezorgen, voeren, leiden; toebrengen [slag]; doen [sprong, examen]; if it takes all summer, al gaat de hele zomer er mee heen; it takes so little to..., er is zo weinig voor nodig om...; it takes a good woman to ..., 1. daar is een goede vrouw voor nodig; 2. men moet wel een goeie vrouw zijn om ...; I take it that..., ik houd het er voor dat ...; I can take it, ik kan er tegen, ik kan 't verdragen; take it or leave it!, graag of niet!; take it badly, het erg te pakken krijgen; take it easy, het gemakkelijk opnemen; het zich gemakkelijk maken; het op zijn gemak doen; take it hard, het zich erg aantrekken; take it lying down, er zich bij neerleggen, er (maar) in berusten; take boat, scheepgaan, aan boord gaan; take cover, zich dekken; take a drive (leap, ride, walk), een rijtoertje maken; take a hand, (ook) meedoen; optreden; take a boys name, zijn naam opschrijven, ook: hem bekeuren; take God's name in vain, Gods naam ijdellijk gebruiken; take the evening service, de avonddienst leiden; these things take time, daar is veel tijd mee gemoeid; take your time, haast u maar niet; take the water, 1. te water gaan; 2. van stapel lopen; take the waters, de baden gebruiken;

II. take oneself off, weggaan, zich wegpakken;

III. pakken; succes hebben, inslaan [v. stuk]; aanbijten [vis]; take ill, ziek worden; take well, zich goed laten photographeren; take across, overzetten, overbrengen; take af ter, aarden naar; take away, af-, wegnemen; be-, ontnemen; mee (naar huis) nemen; take back, terugnemen [ook woorden]; terugbrengen; terugvoeren [naar 't verleden]; take down, afnemen; uit elkaar nemen, afbreken [huis]; naar tafel geleiden [dame]; op zijn plaats zetten [iemand], vernederen; innemen [drankje]; optekenen, opschrijven [het gehoorde]; zie ook: peg-, he takes you for a tramp, hij houdt u voor een landloper; take me for your husband, neem mij tot echtgenoot; take from, af-, ontnemen; aftrekken van; verminderen, verkleinen; take in, binnenbrengen, binnenleiden, naar tafel geleiden [een dame]; ontvangen [logeergasten]; in huis (op)nemen [iemand]; innemen [japon, zeilen]; slikken [verhaal]; beetnemen [iem.]; opvangen [woord]; opnemen [iemand, iets]; begrijpen, beseffen [de toestand]; er bij nemen; omvatten; take in needlework, thuis naaiwerk aannemen; take in a paper, op een krant geabonneerd zijn; take into partnership, in de zaak opnemen; take off, 1. beginnen [te lopen], wegvliegen, opstijgen, starten; 2. af-, wegnemen, afdoen, afleggen, uittrekken [kleren]; afzetten [hoofdeksel], wegvoeren, -brengen; ontlasten van [iets]; laten vallen [v. prijs]; nadoen, copiëren; parodiëren; take off your glass, drink eens uit; take one’ s name off the list (off the books), zich laten afschrijven; take on, 1. aan boord nemen; 2. aannemen [een werkman, kleur]; op zich nemen [verantwoordelijkheid]; 3. 't opnemen tegen, voor zijn rekening nemen; 4. „pakken", succes hebben, opgang maken; 5. te keer gaan; take out, nemen [patent]; nemen of halen uit, te voorschijn halen; uitspannen [paarden]; wegmaken [vlek]; inlossen [pand]; uitgaan met; ten dans leiden [meisje]; take it out of one, 1. het hem betaald zetten; 2. het hem afleren; the run had taken it out of them, had hen (lelijk) aangepakt; take over, overnemen [een zaak]; de wacht aflossen, de leiding (het commando, de functies) overnemen, opvolgen; take over charge, de dienst overnemen; zijn dienst aanvaarden; take one over the premises, iemand het gebouw rondleiden; take one round, iemand rondleiden; take to ...ing, gaan doen aan ..., beginnen te ...; take to one’s bed, gaan liggen [v. zieke]; take to the boats, in de boten gaan; take to the woods, de bossen ingaan; in de bossen gaan huizen; take kindly to..., sympathie krijgen voor, gaan houden van; he doesn’t take kindly to it, hij moet er niet veel van hebben; take up, opnemen, opvatten, optillen, oppakken [ook = arresteren]; aannemen [een houding]; innemen [plaats], betrekken [kwartieren]; aanvaarden [betrekking]; ter hand nemen; in beslag nemen [iemand]; onder handen nemen [iemand]; komen afhalen [met rijtuig]; onderweg opnemen [reizigers]; overnemen [refrein]; take one up, 1. iemands voorstel (weddenschap) aannemen; 2. zich voor iemand interesseren; 3. iemand in de rede vallen, terechtwijzen; take one up roundly (sharply), iemand duchtig onder handen nemen; take the matter up with, er werk van maken bij [de politie]; de zaak ter sprake brengen, aanhangig maken bij [de regering]; take up the tale, vervolgen; take up with, omgaan met, intiem (er) worden met; 't aanleggen met, zich afgeven met; that’s what he could not take upon himself to say, dat verstoutte hij zich niet te zeggen; take the audience with one, zijn publiek meeslepen, zie ook: taken;

IV. vangst; ontvangst, recette [van schouwburg]; (film)opname.