Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 13-04-2022

tramp

betekenis & definitie

I. trappen, stappen, marcheren, tippelen; rondtrekken, rondzwerven, vagebonderen;

II. trappen op; aflopen, afzwerven, aftippelen;

II. 1. zware tred, gestamp; 2. voetreis, zwerftocht; 3. vagebond, zwerver, landloper; 4. wilde boot, vrachtzoeker; on the tramp, op de tippel.

< >