I. rust, stilte, vrede; bedaardheid, kalmte; be at quiet, rust hebben;
II. rustig, stil, bedaard, kalm, vreedzaam [lam]; mak [paard]; niet opzichtig, stemmig [japon]; niet opdringerig [persoon]; quiet!, koest!; be quiet!, stil!, zwijg!; on the quiet, in 't geheim, stilletjes, stiekem;
III. doen bedaren, kalmeren, stillen;
IV. bedaren, kalmeren (meestal: quiet down).