Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

puff

betekenis & definitie

I. windstootje, ademtochtje, zuchtje, wolkje; trekje [aan pijp]; snoevende reclame; poederdons; pof [aan japon]; soes;

II. 1. opzwellen; 2. blazen, hijgen, snuiven, paffen [aan pijp], puffen [locomotief]; 3. fig wind of reclame maken;

III. op-, uitblazen; doen opbollen (ook: puff out, puff up); reclame maken voor; in de hoogte steken (ook: puff up); puffed, ook: buiten adem; puffed sleeves, pofmouwen; puffed up with pride, opgeblazen van trots.