I. windstootje, ademtochtje, zuchtje, wolkje; trekje [aan pijp]; snoevende reclame; poederdons; pof [aan japon]; soes;
II. 1. opzwellen; 2. blazen, hijgen, snuiven, paffen [aan pijp], puffen [locomotief]; 3. fig wind of reclame maken;
III. op-, uitblazen; doen opbollen (ook: puff out, puff up); reclame maken voor; in de hoogte steken (ook: puff up); puffed, ook: buiten adem; puffed sleeves, pofmouwen; puffed up with pride, opgeblazen van trots.