Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

own

betekenis & definitie

I. eigen; own cousin, volle neef (van to); have it for your (very) own, (helemaal) voor u alleen; a house of my own, een eigen huis; it has a charm all its own, een eigenaardige bekoring; my own!, lieve!

II. 1. bezitten, (in bezit) hebben; toegeven, erkennen; 2. eigendom bezitten; own to, bekennen, dat...; own up, bekennen, opbiechten.

< >