I. oud, ouwelijk, ouderwets; good (dear) old.... die goeie, beste...; as old as the hills, zo oud als de weg van Kralingen; the old, het oude; de oud(er)en;
II. in: of old, van ouds; in (van) vroeger dagen; zie ook: age, boy, country, gentleman, girl, hand, maid, man, woman.