1. dobbelsteen, teerling;
2. muntstempel;
3. matriis;
4. snij-ijzer; the die is cast, de teerling is geworpen.
5. sterven, overlijden; doodgaan; uit-, wegsterven, verflauwen, uitgaan, voorbijgaan, bedaren; die a millionaire, sterven als (een) millionnair; die away (down), af-, wegsterven, afnemen, uitgaan; die for, sterven voor; sterven van; snakken naar; die from (of)..., sterven aan; die of grief, sterven van verdriet; die of laughter, zich doodlachen; die off (out), weg-, uitsterven; die (un)to the world, der wereld afsterven; die with thirst, van dorst sterven (vergaan); die hard, een taai leven hebben; moeilijk sterven; zich taai houden; be dying to..., branden van verlangen om...