Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 21-03-2022

move

betekenis & definitie

I. beweging; zet; fig stap; verhuizing; get a move on, 1. vooruitkomen; 2. in beweging komen; 3. maak wat voort!; make a move, 1. een zet doen; 2. van tafel opstaan [en zich naar de salon begeven]; make no move, zich niet bewegen, geen vin verroeren; be on the move, in beweging zijn;

II. zich bewegen, zich in beweging zetten, zich roeren, iets doen; zich verplaatsen, trekken, (weg)gaan, verhuizen; move for, verzoeken om; voorstellen; move in, move into a house, een woning betrekken; move off, wegtrekken, zich verwijderen; afmarcheren; move on, verder gaan, voortmarcheren, oprukken; move on!, doorlopen!; move out, er uit trekken [uit een huis]; move up, opschikken;

III. bewegen, in beweging brengen; verplaatsen, overbrengen, vervoeren; verzetten [schaakstuk]; (op)wekken; (ont)roeren; voorstellen [motie]; [een voorstel] doen; the spirit moved him, de geest werd vaardig over hem; move him into the chair, (voorstellen) hem tot voorzitter (te) benoemen.

< >