I. hard, zwaar, moeilijk; moeizaam; hardvochtig; vast; hard drinks, alcoholische dranken; hard labour, ± tuchthuisstraf; a letter, een scherpe letter; hard names, ook: scheldwoorden; lelijke namen; a hard and fast rule, een vaste (geen uitzondering of afwijking toelatende) regel; hard words, 1. moeilijke woorden; 2. harde woorden; hard of hearing, hardhorig;
II. hard; drink hard, zwaar drinken; look hard at, streng, strak aankijken; think ingespannen denken, zich goed bedenken; hard behind (by), vlak achter (bij); hard on (upon), 1. dicht bij; vlak op [iets volgen]; 2. hard voor [iemand]; hard up, slecht bij kas; verlegen (om for).