I. vasten;
II. vasten; fast from, zich onthouden van;
III. aj vast, kleurhoudend, wasecht, (ge)hecht; flink; hard; snel, vlug, vlot; fast and furious, geweldig; fast friends, dike vrienden; a fast liver (man), doordraaier; fast train, sneltrein; my watch is fast, mijn horloge is vóór;
IV. vast; flink, hard; snel, vlug, vlot; fast asleep, in diepe slaap; fast beside, fast by, vlak naast; play fast and loose, zijn woord niet houden; het zo nauw niet nemen [in gewetenszaken].