(eigenlijk: Raymundus Josephus Petrus) (Gent 8 dec. 1885-Goes 11 mei 1970). Schilder.
Studeerde als civiel ingenieur af aan de Universiteit van Gent, maar is als schilder autodidact. In 1920 vestigde hij zich in Middelburg, waar hij al spoedig een dominerende plaats in het Zeeuwse kunstleven innam. Aanvankelijk schilderde hij in een expressionistische bruine trant, die aansluit bij Vlaamse schilders als Permeke en Gustaaf de Smet. Schepen en havens, landschap en mensen van Walcheren waren zijn onderwerpen; vooral Westkapelle inspireerde hem. In 1940 ging zijn atelier met een groot deel van zijn werk bij de brand van Middelburg verloren. Na de oorlog werd zijn schildertrant gestileerder en abstracter, zijn mannen en vrouwen, huizen en schepen werden stereotiep, in schrille kleuren.Kimpe’s aanzien in Zeeland was zeer groot; een Kimpe in huis hebben werd een ‘must’ voor elke kunstliefhebber. Hoewel hij in zijn jongere jaren zeker indrukwekkende schilderijen heeft gemaakt, is zijn betekenis wel overschat.
Ook als auteur was Kimpe werkzaam: Levenswetten(1911; een bundel verhalen), Het bateloos offer (toneelspel), Het eeuwige onvoldane, Langsheen den gulden middenweg (1912).
Zie kleurenplaat XXXI; t.o. pag. 512.
LITERATUUR
L. Maas, Reimond Kimpe. Enzinck, Reimond Kimpe.