Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

MATEN en gewichten

betekenis & definitie

Het brengen van eenheid in de systemen van maten en gewichten stond in 1798 al op het politieke programma, maar het Franse metrieke stelsel werd in ons land pas in 1809 en 1810 ingevoerd. In een circulaire van 21 september 1813, gericht aan de maires, vond de prefect van het Departement van de Monden van de Schelde (waaronder Zeeland ressorteerde) het nodig de kooplieden te waarschuwen niet te blijven werken met de oude maten en gewichten.

Overtreders zouden volgens de wet worden bestraft. Met de bevrijding in 1813 en 1814 herleefden echter de oude maten. In 1820 werd het nieuwe stelsel definitief aanvaard.Hoe gedifferentieerd de oude maten werden toegepast, blijkt uit de notitie, gehecht in de derde druk (aanwezig Provinciale Bibliotheek van Zeeland) van het ‘Handboekje voor de ingezetenen der provincie Zeeland inhoudende: vergelijking der aldaar in gebruik geweest zijnde maten en gewigten met die van het metrieke of nieuwe Nederlandsche stelsel’, door J. de Kanter Phil.z. (1829). Wat Zuid-Beveland betrof gold in Kattendijke en Wilhelminapolder de Rijnlandse maat, in Borssele, Bath, Nieuwdorp, ’s-Heerenhoek, Rilland en Maire, Westkerke en Sabbinge c.a., Olzende- en Molenpolder onder Yerseke en de Kraaiertpolders de Schouwse maat en in de niet genoemde dorpen en polders de Blooise.

Hoe sterk de behoefte al vóór de invoering van het metrieke stelsel was aan kennis over en vergelijking van de vele maten en gewichten, blijkt uit de in 1668 te Zierikzee door C.F. Eversdijck uitgegeven ‘Pacht-tafelen’, waar achterin zijn bijgevoegd ‘de Proportien van verscheyden Landt-maten’.

De graanmaten zoals deze in de ‘Koornboekjes’ voorkwamen bleken zo vol fouten te zitten dat in Vlissingen, ongeveer in dezelfde tijd als het werk van Eversdijck, ‘Het Nieuw Verbetert Koorn-boek vervattende de graan-maten van Zeeland, mitsgaders veel steden in Holland ende in Vlaanderen etc. en een Lijstje om de Cadsandse, Vlaamse en Goesche te brengen tot Middelburgsche sakken...’ verscheen. Zeeuwsch-Vlaanderen dat reeds in 1794 en 1795 bij Frankrijk werd ingelijfd, kreeg al eerder te maken met het Franse metrieke stelsel, maar nog in 1855 werd te IJzendijke door J. du Bois uitgegeven een ‘Reductieboekje bevattende eene herleiding van Gendsche, Brugsche, Rijnlandsche, Schouwsche, Duivelandsche en Blooische gemeten en roeden in Nederlandsche bunders, roeden en ellen alsmede de Nederlandsche Landmaat herleid in de bovenvermelde gemeten en roeden benevens eene herleiding der lengtemaat van de oude in de nieuwe en omgekeerd ten dienste van grondeigenaars, pachters, landgebruikers zoowel als van notarissen en zaakwaarnemers enz. in de provincie Zeeland’.

Uit al die langademige titels blijkt voldoende hoe de oude maten en gewichten een hardnekkig bestaan bleven leiden. Het genoemde boekje van De Kanter beleefde vier drukken: 1810,1813,1829 en 1852 (bewerkt door A. Gouka). In het bericht voor de vierde uitgave kan men lezen dat tijdsverloop en meerdere bekendheid met het metrieke maten- en gewichtenstelsel het gebruik van het werkje niet hebben doen ophouden. Fockema Andreae heeft er in 1943 op gewezen dat in de houthandel de Amsterdamse duimen en voeten nog oppermachtig zijn en onder de landlieden nog steeds gangbaar de landmaten als pondemaat, gemet etc. en voor de kleinere eenheden roeden, spint en dergelijke.

Hoe verschillend de onderlinge maten waren blijkt duidelijk uit de omrekeningstabellen in het boekje van De Kanter (4e druk). Wat de lengtematen betreft:

1 Rijnlandse roede = 3.767m
1 Blooise roede = 3.617 m
1 Schouwse roede = 3.727 m
1 Duivelandse roede = 3.667 m

Wat de landmaten betreft:

1 gemet Rijnlands = 0,4258 ha
1 gemet Bloois = 0,3924 ha
1 gemet Schouws = 0,4168 ha
1 gemet Duivelands = 0,4034 ha

LITERATUUR

Fockema Andreae, Beginselen Ned. Metrologie. Van Swinden, Vergelijkingstafels. Zevenboom, Theorie.