Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

KATTENDIJKE

betekenis & definitie

(Cattendiech, Cattendijck, Kattendic, e.a.). Dorp binnen de gemeente Goes, Zuid-Beveland; 465 inw. (1980); vóór 1 januari 1970 een zelfstandige gemeente waartoe behoorden: → Monnikendijk, → Roodewijk, → Sas van Goes, → Wilhelminadorp (gemeentehuis) en → Wijtvliet; 977 inw. (1967); opp. 2071 ha, waarvan 395 ha water.

Wapen:

Kattendijke voerde het wapen van de gelijknamige familie; het werd reeds in 1279 door Floris van Kattendijke gebruikt en werd op 31 j uli 1817 voor de gemeente en op 10 november 1819 voor de ambachtsheerlijkheid bevestigd. Een ander geslacht Van Kattendijke had op een zilveren schild een stappende, aanziende rode leeuw, voorzien van blauwe tong, tanden en nagels.

Monumenten:

Van de oorspronkelijke 14e eeuwse kerk (N.H.) zijn slechts de muren van het schip bewaard gebleven. De achtkantige toren met peerbekroning is uit 1640. De kerk is in 1954/1955 gerestaureerd, waarbij de ramen naar oude gegevens hersteld zijn en de oorspronkelijk aanwezige muurstijlen met korbelen weer zijn aangebracht. Geschiedenis: Na de stormvloed van 1134 werd een groot deel van Zuid-Beveland door dijken tegen verdere overstromingen beschermd, maar het gebied ten zuiden en ten westen van Kattendijke bleef nog onbedijkt. Tussen 1180 en 1200 zijn monniken van de cisterciënzerabdij van Ter Doest ook hiermee begonnen: door de aanleg van de Monnikendij k werd de oostelijke uitloper van de grote stroomgeul de → Wijtvliet afgedamd en door het opwerpen van een zeewering van Kattendijke naar ’s-Heer Roelofsdorp werd de → Kloetingse polder gewonnen en de rest van genoemde stroomgeul afgesloten. De voormalige Wijtvliet bij Kattendijke is nog goed herkenbaar als een drassige strook land (toekomstig vogelreservaat).

De cisterciënsers stichtten in het aangewonnen gebied een uithof, oorspronkelijk Monsterhoek, later Monnikenhof geheten. Aan de uithof was een kapel verbonden. De Monnikenhof is in 1629 voor afbraak verkocht. Een vrij uitgestrekt en hooggelegen terrein bij de buurtschap Monnikendijk, ten zuiden van het dorp Kattendijke, geeft nog duidelijk de plaats aan waar de voormalige uithof heeft gestaan.

Kattendijke wordt als parochie voor het eerst genoemd in 1251. Als dochter van Kloetinge behoorde ze aan het kapittel van St.-Pieter te Utrecht. In de kerk was een vicarie gesticht ter ere van St.-Salvator. Na de Reformatie duurde het tot 1648 eer Kattendijke een eigen predikant kreeg, N. Oostdijk.

LITERATUUR

C. Dekker, Zuid-Beveland. Dekker en Kruisheer, Ter Doest. Ab Utrecht Dresselhuis, Monnikenhof. H. Janse, Kerken en torens. Grijpink, Register op de parochiën. S. Muller Hz., De indeeling van het bisdom. Zelandia Illustrata X, 59-61.